
'We hoopten dat het snel voorbij zou zijn'
Voor ons zit een klein, tenger en pienter twaalfjarig jongetje die eigenlijk heel goed zijn verhaal kan vertellen. Heel af en toe zoekt hij even naar woorden, om zijn verhaal te ondersteunen maakt hij graag gebaren om te laten zien waar iets lag of hoe iets ging. Hij vluchtte vanuit Oekraïne naar Nederland.
Hij vertelt ons dat hij in een kleine stad in Oekraïne woonde. “Ik woonde samen met mijn ouders en mijn zus in een huis. We hadden een achtertuin met gras. In mijn vrije tijd speelde ik graag games op mijn computer, ik mocht graag buiten rennen en tekenen.”
Ook zat hij op stijldansen, wat hij erg leuk vond. Soms mist hij het nog wel eens, maar niet zo erg dat hij weer wil gaan dansen. Verder maakt hij graag stop-motion filmpjes met lego.
Hij vertelt hoe hij het begin van de oorlog beleefde: “Mijn moeder vertelde dat er oorlog was. Dat verraste mij. Ik had het niet verwacht. Er vlogen altijd al wel veel vliegtuigen over, want we woonden niet heel erg ver van een vliegveld, maar nu waren het er ineens veel meer.”
Het gezin vlucht regelmatig de schuilkelder in, die in de achtertuin te vinden is. Maar het is er koud en niet fijn. Daarom kiezen ze er op een gegeven moment voor om de gang als ‘veilige haven’ te gebruiken als het luchtalarm afgaat. Iedereen kan daar zijn matras neerleggen en het is er warm. Ook is er water dichtbij en kunnen ze koken.
"Mijn vader mag het land niet uit. Als hij niet meer in het ziekenhuis wil werken, dan moet hij vechten."
Nooit meer nagekeken
Hij weet ook nog goed dat hij net na Corona weer op school was en ze een rekenles hadden gehad. De opdrachten die hij in deze laatste les maakte, zijn nooit meer nagekeken vertelt hij. Van de een op de andere dag hoefden ze niet meer naar school.
Ondanks dat ze op een redelijk gevaarlijke plek wonen, besluit het gezin niet meteen te vluchten. “Aan de ene kan was een belangrijke brug en aan de andere kant een militair vliegveld. We gingen niet meteen weg omdat we hoopten dat het snel voorbij zou zijn.”
Lege schappen
De jongen weet zich ook nog goed te herinneren hoe leeg de schappen in de winkels waren in die tijd. “Mijn vader stond altijd extra vroeg op om naar de winkel te gaan. Als hij er meteen was als de winkel openging, dan had hij nog een beetje keuze. Later op de dag was alles al snel op. Ik weet dat we in die tijd ook heel veel soep aten, daar kregen we energie van. We aten ook veel aardappels, en ook wel eieren en vlees.”
Na ongeveer een half jaar besluit de moeder samen met de twee kinderen te vluchten. “Mijn vader kon niet mee. Hij werkte in Cherson in het ziekenhuis als radioloog. Hij mag het land ook niet uit, als hij niet meer in het ziekenhuis wil werken, dan moet hij vechten.”

In eerste instantie gaat het drietal naar West Oekraïne. “We wilden weg uit Cherson want dat viel onder bezetting van de Russen. Nadat er een paar weken veel gevochten was, was het nu wel wat rustiger, maar we wilden er wel weg. We moesten daarvoor ongeveer een halve dag rijden over een afstand die normaal in 1 tot 2 uur te rijden is. We namen veel kleinere weggetjes omdat dat veiliger waren: we moesten de Russen ontwijken. Ik weet nog goed dat we op een gegeven moment terug moesten en moesten wachten. We zagen namelijk dat er gevochten werd, dat was heel spannend.”
In West Oekraine aangekomen valt het hem op dat daar de winkels een stuk voller liggen. Ze blijven hier echter niet lang, maar reizen door naar Polen.
De keuze voor Nederland kwam omdat daar een vriendin van zijn moeder woonde. Zij woont in Dinxperlo. Het gezin gaat naar Winterswijk, ze zitten daar in een AZC. “Het is een groot gebouw met veel mensen, we hebben hier een kamer voor onszelf. We hebben bijna elke dag wel contact met mijn vader, maar hij is ook wel veel aan het werk. Als het kan dan wil ik wel graag terug naar Oekraïne.”
'Als het kan wil ik graag terug naar Oekraïne'