De verhalen achter

ADEMSPOOR

De choreografie 'ADEMSPOOR' is gebaseerd op de verhalen van twee van oorsprong uit Tadzjikistan afkomstige nichtjes: Mahina en Nura. Vanwege de slechte economie besluit het gezin te emigreren naar Oekraïne. Als daar oorlog uitbreekt vluchten ze naar Nederland. De twee spontane meiden vertellen ons hun verhaal. 

De nichtjes worden geboren in Tadzjikistan. In de eerste levensjaren groeien ze in elkaars nabijheid op. 


“We woonden daar in een klein dorp en hadden weinig geld. Mijn vader is jurist, maar kon daar niet goed aan werk komen", vertelt Nura. 


Vanwege de slechte economie in Tadzjikistan en ook de minder mogelijkheden voor de kinderen om goed te studeren, besluiten de ouders van Mahina naar Oekraïne te emigreren.

Ze heeft een fijn leven in Oekraïne: gaat naar school, heeft vriendinnen en danst zelfs 9 uur in de week. “Ik was echt heel fanatiek. We trainden zo’n drie uur per dag op de dagen dat we les hadden. We dansten onder andere de nationale Oekraïense volksdans. Hiermee gingen we ook naar wedstrijden, zelfs internationaal. Zo hebben we bijvoorbeeld in Spanje een wedstrijd gewonnen. Ik heb zelfs een keer een hoofdrol mogen dansen”, vertelt ze trots. Ze laat ons ook wat filmpjes zien van typische Oekraïense dans, compleet in klederdracht en met veel techniek. Inmiddels danst ze helemaal niet meer.

Het leven van Nura kent wat meer omzwervingen. Als ze zes jaar oud is, verhuist het gezin naar Rusland. Hier heeft ze zich nooit thuisgevoeld, vertelt ze. “Ik sprak de taal niet en zag er anders uit, ook vonden ze mijn kleding raar. Daarom werd ik op school gepest. Ik had geen vriendinnen. Ook de docenten hielpen mij niet. Ik zat veel binnen en had eigenlijk alleen mijn broertje waar ik mee omging.”

Na twee à drie jaar besluit het gezin terug te gaan naar Tadzjikistan. “Daar kon ik de mensen weer goed verstaan, dat was fijn.” Het is alleen niet van lange duur. Economisch gaat het namelijk in Tadzjikistan nog steeds niet goed. Omdat er al familie in Oekraïne woont, besluiten ze daar naartoe te gaan. “Weer een land waar ik de taal niet sprak. Het was wel fijn om weer bij mijn nichtjes te zijn en ook op school had ik het fijn", vertelt Nura.

"Weer een land waar ik de taal niet sprak”

Als de oorlog uitbreekt in Oekraïne verandert het leven van de meiden niet meteen. “Ik nam het niet echt serieus  en  dacht het gaat wel weer over. We merkten er de eerste dagen ook nog niet zoveel van. Later was dat anders. In onze wijk in Kiev bleef het wel redelijk rustig, maar je hoorde de vliegtuigen overvliegen. We hadden geen schuilkelder, als het luchtalarm afging, dan gingen we vaak naar een open parkeerplaats in de buurt zodat we in ieder geval niet in een gebouw waren. Maar ook hier was het natuurlijk niet veilig, want je wist niet of er misschien militairen over de grond kwamen", herinnert Mahina zich.


Ook Nura heeft in het begin niet in de gaten ernstig het is. “Ik geloofde het niet. Het is 2022, er komt nu hier toch geen oorlog, dacht ik. De docenten zeiden: ‘Bel je ouders en laat weten waar je bent.’"

Nura kan zich nog goed herinneren dat ze op 24 februari om zes uur in de ochtend wakker schrikt: “We hoorden bommen. Boven ons huis vlogen Russische vliegtuigen, al was het verder in onze stad wel rustig. Maar je zag wel dat er dichtbij bommen vielen, en dat was verschrikkelijk. We hebben een hele nacht op een parkeerplaats doorgebracht. We dachten dat het leger kwam. Mijn moeder was bang en huilde de hele tijd. Mijn tante was rustig en kalm.”


Begin maart besluit het gezin van Mahina naar Polen te gaan. Op het moment dat ze hoort dat ze haar spullen moet pakken, verstijft ze. “Ik begreep niet wat ik moest doen. Ik stond daar maar en kon niks. Mijn moeder heeft alles voor mij ingepakt: één rugzak, geen eten en geen drinken.”

“Ik nam het niet echt serieus en dacht: het gaat wel weer over."

“We kwamen aan op een soort van perron, want we gingen met de trein. Het was daar enorm druk met mensen. Je kon er bijna niet lopen en je viel over alle bagage. Omdat wij van oorsprong uit Tadzjikistan komen, zien wij er ook ‘anders’ uit. De Oekraïense mensen wilden ons niet in hun wagon hebben. Ze zeiden dat het vol was en duwden ons aan de kant. Mijn broer dacht ‘dat kan niet’, hij is gaan schreeuwen en mensen aan de kant duwen zodat we er wel langs konden. Zo kregen we toch een plekje in de trein", vertelt Mahina.

De tijd in de trein is het ergste wat zij tijdens haar reis heeft meegemaakt. “De mannen werden uit de trein gehaald. Die mochten niet weg, maar moesten vechten. Mijn moeder had gelukkig een briefje dat mijn broer niet in het leger hoefde. Toen de trein begon te rijden was het donker. De telefoon moest uit, we mochten niet praten en zaten dicht op elkaar. Dat was heel eng. De ramen van de trein waren bedekt. We reden erg langzaam en soms stopte de trein een tijdje. We hadden geen idee waar we waren en hoelang het nog ging duren. Toen we eindelijk in Polen aankwamen was ik blij met de frisse lucht en we werden heel vriendelijk ontvangen. Er waren allemaal vrijwilligers die ons eten en drinken gaven.”

Na twee weken in Polen reist het gezin verder naar Nederland.

Waar Mahina meteen in het begin van de oorlog vertrekt, blijven Nura en haar gezin achter in Oekraine. Vanwege een eigen bedrijf van een andere tante kunnen ze niet meteen weg; er moeten eerst dingen geregeld worden. Nura kan in die periode niet naar school en ze moeten regelmatig schuilen in een schuilkelder.


Op 4 mei besluit het gezin ook te vluchten; haar tante gaat niet mee. “Ik was blij toen we weggingen uit Oekraïne. Ook wij gingen met de trein. Het was rustig op het perron en ook in de trein niet enorm druk. Wel moesten we de hele weg rustig en stil blijven. Ik vond het eng in de trein. Wat het extra spannend maakte, is dat diezelfde dag een trein vol met vluchtelingen gebombardeerd was.”


Ze komen veilig aan in Polen en na een dag gaan ze al door richting Apeldoorn en van daaruit naar Groenlo.

Inmiddels wonen beide nichtjes in Groenlo in een kamp met allemaal Oekraïners. Mahina: "Het is hier fijn. Soms mis ik Oekraïne wel, maar ik wil niet meer terug. Mijn vader wel, maar mijn moeder wil ook hier blijven. Ik heb nog wel contact met een aantal meiden van de dansgroep waar ik vroeger in danste, maar verder niet meer. Ook niet met mensen van school.”


Ook Nura is blij me het plekje in Groenlo, al is het gezin helaas niet compleet: “We voelden ons enorm welkom. Veel mensen hebben ons geholpen. Ik werk nu bij Marveld. Mijn moeder zit momenteel in Tajikistan, dat maakt het lastig. Ik ben dankbaar voor alles en dat ik ergens kan wonen. Je weet niet hoe het morgen zal zijn.”


Beide meiden hebben mooie toekomstdromen: Mahina wil graag verder studeren in toerisme en Nura hoopt architect te worden.